De archivaris kan de rechter wijzen op de context
waarin het vonnis tot stand is gekomen en deze
kan hem wijzen op eventuele specifieke problemen
met betrekking tot de privacy-bescherming
14
15
jaren uit de strafregisters verwijderd.
Van de Pol bepleitte een aanpassing
van artikel 838 Rv aan de normen van
de WOB. Dat impliceert naar mijn
mening niet alleen méér openbaarheid,
maar ook onder meer een invulling van
het begrip "belang" uit 838 Rv con
form de uitzonderingsgronden van de
WOB, waaronder de bescherming van
de persoonlijke levenssfeer (artikel 10,
lid 2e WOB en artikel 15, lid la
Archiefwet 1995).
De Afdeling Militaire Zaken van het
Openbaar Ministerie te Arnhem toon
de zich in een brief uit 1993 gevoelig
voor het privacy-argument: "..bij de
belangenafweging (zal, SP) een cruciale rol
spelen voor welk doel (bijv. een civiele pro
cedure) de vonnissen worden opgevraagd en
in hoeverre dat een acceptabele inbreuk
(maakt, SP) op de privacy van de verdach
ten en getuigen wier personalia
en verklaringen in de vonnissen
zijn opgemaakt. "n
Het wetsontwerp dat de
herziening van de rechter
lijke organisatie (tweede
fase) betreft, stelt voor om
het eerste deel van artikel
838 Rv te wijzigen. Dit
heeft met name betrekking
op de civiele vonnissen.
Het voorgestelde lid 2 van
artikel 1.3.10 luidt: .wordt aan een
ieder op diens verzoek inzage verleend in
vonnissenarresten en beschikkingen en
tegen vergoeding een afschrift daarvan
verstrekt." In de Memorie van Toelich
ting op het wetsontwerp kondigde de
minister van Justitie al aan dat ook het
tweede gedeelte aan herziening toe is:
Men vergelijke ook het onduidelijke artikel
838 Rv (-).
Laatstgenoemde artikel moet overigens
voorlopiggehandhaafd blijven, omdat dit
een ruimere strekking heeft dan de in het
tweede lid bedoelde vonnissen, arresten en
beschikkingen"Hij bedoelt hiermee, dat
het tweede gedeelte van artikel 838 Rv
over de openbaarheid van strafvonnis
sen buiten de voorgestelde wetswijzi
ging blijft.12 Verschillende fracties in
de Tweede Kamer erkenden evenwel
dat zich ook bij openbare civiele von
nissen, arresten en beschikkingen
problemen met de privacybescherming
kunnen voordoen. Zij vroegen in het
Verslag van de vaste commissie voor
Justitie de regering om commentaar13.
Inzage vonnissen wegens spionage
Voor zover mij bekend memoreerde de
Afdeling Rechtspraak van de Raad van
State (AR) in een paar uitspraken
artikel 838 Rv in relatie tot de WOB.
Zo ook in 1985 in een geschil tussen
de journalist L. Elfferich en de minister
van Justitie. Elfferich wenste inzage in
twee strafvonnissen uit begin 1940,
waarbij een Nederlander en een Duit
ser veroordeeld waren wegens spionage
voor de Duitse Abwehr. De minister
van Justitie had dit verzoek afgewezen
met een beroep op de privacy-bescher-
ming van de veroordeelden. De AR
oordeelde dat de regeling, neergelegd
in artikel 838 Rv "onmiskenbaar is aan
te merken als een bijzondere regeling' en
"dat de Wet openbaarheid van bestuur niet
van toepassing is op het tot de gevraagde
stukken behorende vonnis van de Arrondis
sementsrechtbank te Rotterdam. Appellant
zal zich ter verkrijging van dit vonnis
moeten wenden tot de Voorzitter van de
Arrondissementsrechtbank Rotterdam. "14
In deze uitspraak gaf de AR geen
interpretatie van artikel 838 Rv en het
daarin voorkomende begrip "belang".
Zij achtte de WOB niet van toepas
sing en gaf slechts een procedureel
oordeel; wel citeerde de AR, zij het in
een andere context, de bekende motie
Van der Sanden: "Als zij (de bestaande
bepalingen over openbaarheid en geheim
houding, SP) ruimte laten voor verschil
lende uitleg dienen zij zo te worden
uitgelegd dat zij zoveel mogelijk overeen
stemmen met de maatstaven van de Wet
openbaarheid van bestuur."1''
Deur naar WOB op een kiertje
In 1989 zond de griffier van het Ge
rechtshof te Den Haag onder meer een
strafvonnis wegens medeplichtigheid
aan doodslag, aan de advocaat van de
vader van het slachtoffer. De veroor
deelde had zich hierover bij de minister
van Justitie beklaagd en verzocht
schorsing cq een voorlopige voorzie
ning op de weigering van de minister
om dit besluit te herzien. In zijn be
schikking ging de Voorzitter van de
AR er van uit dat het besluit genomen
was op grond van de WOB. Hij merk
te verder op dat in artikel 838 Rv "een
speciale regeling is vervat inzake de open
baarheid (-) van arresten of vonnissen in
strafzaken. "16 Vervolgens toetste hij
of de minister de WOB juist had
toegepast, met name wat betreft de
uitzonderingsgrond die betrekking
heeft op de bescherming van de per
soonlijke levenssfeer. Tot een afkeuring
van de gevolgde juridische lijn via de
WOB kwam het niet. Een voorzichtige
conclusie zou kunnen zijn dat de deur
naar de WOB, die voor zover het
artikel 838 Rv betreft in de zaak-
Elfferich nog dicht gehouden was, hier
op een klein kiertje open werd gezet.
Werkafspraak
Naar aanleiding van de verleende
toestemming vond een gesprek plaats
met de voorzitter van de Militaire
Kamer om te bezien hoe de privacy
bescherming zoals deze vorm krijgt bij
de al eerder genoemde instellingen
conform de regels van WOB. Ook
bekeek men hoe AW in overeenstem
ming te brengen is met de werking van
artikel 838 Rv en zo op één lijn kan
komen met het oordeel van de
onafhankelijke rechter. Dit leidde tot
een werkafspraak die er in essentie op
neerkomt dat de voorzitter bij volgen
de verzoeken om informatie uit straf
vonnissen van Krijgsraden te Velde en
Temporaire Krijgsraden eerst een
kopie van het desbetreffende vonnis zal
eventuele specifieke problemen met
betrekking tot de privacy-bescher-
ming. Daarmee lijkt in ieder geval een
poging om de werking van de respec
tievelijke wetsartikelen op elkaar af te
stemmen geslaagd. Aan de onafhanke
lijke rechter blijft dan natuurlijk het
uiteindelijke oordeel om te beslissen op
het voorliggende ver
zoek van derden.
Afgedwongen prostitutie openbaar?
opvragen. Het ARA zal behulpzaam
zijn bij het traceren omdat het vonnis
ook bij een andere instantie kan be
rusten. Gezien de specifieke kennis van
de archivaris over gebeurtenissen in het
verleden kan deze de rechter wijzen op
de context waarin het vonnis tot stand
is gekomen en kan deze hém wijzen op
Conclusie
Het begrip "belang" uit
het tweede deel van
artikel 838 Rv behoeft
dringend een formele
aanpassing aan de
criteria van de WOB.
In de hierboven ge
schetste casus lijkt met
de gemaakte werkaf
spraak de privacy-be-
scherming van WOB
en AW op één lijn ge
bracht te zijn met
artikel 838 Rv. De
werkmethode bij ARA,
RIOD en ministerie
van Buitenlandse Zaken behoeft geen
aanpassing. De casus roept nog wel
een andere gedachte op. In de archief
wereld is men er altijd van uit gegaan
dat bij het tekenen van de akte van
overdracht de bepalingen van de Ar
chiefwet (inclusief de beperkende
bepalingen) met zijn grotere openbaar
heid dan de WOB volledig van kracht
zijn. In deze casus lijkt het echter of
artikel 838 Rv "doorregeert" tot het
moment dat de strafvonnissen volledig
openbaar zijn. De vraag doet zich voor
of dat wenselijk is. Mijns inziens be
hoort de akte van overdracht doorslag
gevend te zijn. Bij het formuleren van
beperkende bepalingen moet veel meer
gekeken worden naar het voorgaande
openbaarheidsregiem. Wanneer het
wenselijk is dat andere wettelijke
openbaarheidsregelingen na de over
dracht van kracht blijven, zouden deze
in de akte vermeld moeten worden.
Wordt bijvoorbeeld de werking van
artikel 838 Rv niet in de akte vermeld,
dan zou daarmee de bemoeienis van de
rechter met betrekking tot het open
baarmaken van een strafvonnis op
houden te bestaan. Wel doet zich dan
de juridische vraag voor of middels een
akte van overdracht een wetsartikel
zoals 838 Rv "opzij geschoven" kan
worden. Wellicht moet dit in wet
geving vastgelegd worden. De Archief
wet doet dit met betrekking tot de
archiefbescheiden die het belang van
de Staat of zijn bondgenoten betreffen
(artikel 15 lid 5, 6 en 7 Archiefwet
1995) en de huidige Wet Persoonsre
gistraties in artikel 2, lid 1 onder d.
Toevoeging van een nieuw lid aan artikel
15 Archiefwet 1995 zou de aangewezen
weg kunnen zijn. De archivaris moet daar
na dan wel zelfde belangenafweging ma
ken; artikel 15, derde lid, van-de Archief
wet geeft hem die mogelijkheid. a
1 Handelingen Tweede Kamer der Slaten-Generaal (H-ll), 1993-1994, 23607 nummer 1. Zie tevens de bronnen- en literatuur-opgave bij dit verslag.
Zie over het gebruik van niet-anonieme justitiële dossiers door onderzoekers de vragen van het Tweede Kamerlid Van Es en het uitgebreide antwoord van de minister van Justitie,
H-ll 1988-1989, Aanhangsel nummer 811.
3 In principe vervalt de privacy-bescherming bij overlijden; zie Raad van State, Afdeling Rechtspraak (AR), uitspraak 2-1-1986 (King Kong) in: Nederlandse Jurisprudentie. Administra
tiefrechtelijke Beslissingen 1986 nummer 216, en ook H-ll 1988-1989, 19859 nr 9, p. 19 (Nota naar aanleiding van het eindverslag WOB).
I Archief ARA Tweede Afdeling, doos 272, nr D 1588/1693-1991 (X3.28), brief ministerie van Justitie 18-9-1991, kenmerk HDORR 148888/891, aan Tweede Afdeling.
5 De archieven van de Krijgsraden en de Temporaire Krijgsraden worden niet vermeld in de regeling van de Staatssecretaris van OCW van 8-12-1994 betreffende de beperking van de
openbaarheid van onder meer rechterlijke archieven; zie L. Lieuwes (bewerker), Archiefwet 1995, editie Schuurman en Jordens dertiende druk, p. 211-214.
6 Joan van dern Honert, Handboek voor de Burgerlijke Regtsvordering in het Koningrijk der Nederlanden, Amsterdam 1839, p. 750.
Vriendelijke mededeling mr D.J. Cöhen Tervaert en F. Krieger, beiden werkzaam bij de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. Zie ook NederlandscheJurisprudentie 1936, nr 935, p.
i486 onder 15.
Zie hiervoor de aantekeningen van prof. mr T.A.W. Sterk bij artikel 838 in: Burgerlijke Rechtsvordering, losbladig commentaar, Deventer Kluwer, pp. III/282-283; R.P. Cleveringa, Mr
W. van Rossem's Verklaring van het Nederlands Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, deel II, vierde druk, pp. 1643-1644.
9 J. de Boer, Openbaarheid van rechterlijke behandeling en uitspraak, in: Nederlands Juristen Blad, 29 juni 1985, pp. 833-839, het citaat op p. 838.
10 U. van de Pol, Openbaar terecht. Een onderzoek van het openbaarheidsbeginsel in de strafpleging. Arnhem, Gouda Quint, 1986, pp. 596-597.
II Brief van het Hoofd Unit Militaire Zaken Parket Officier van Justitie te Arnhem dd. 13-4-1993, kenmerk AH/93.1795/AB/JH, aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, bureau
WOB.
H-ll 1995-1996, 24651, nr 2 pagina 21 artikel 1.3.10; idem nr 3 (Memorie van Roelichting) pagina 85-86.
Idem, nr 6 pagina 44-45 (25-11-1996). Ook de bescherming van bedrijfsgeheimen wordt door PvdA, Groen Links, SGP, GPV en D'66 genoemd als reden voor een uitzondering op
de openbaarheid.
AR 8-8-1985, nr R02.84.1390 (L. Elfferich contra de minister van Justitie).
15 Zie voor de motie Van der Sanden: H-ll 1976-1977, 17 februari 1977, p. 3276, derde kolom.
"'AR 18-12-1989, nr R02.89.2801/S405 (G.J.v.D. contra de minister van Justitie).
100/3 MAART 1997