34
3 3
geregeld is. Nu wordt er slechts verwezen naar het tref
woord 'Beperking openbaarheid van archiefbescheiden'
waarover in deze registers niets te lezen valt, maar wel bij
het (niet aangegeven) trefwoord 'Eerbiediging van de per
soonlijke levenssfeer' waar vermeld wordt dat deze registers
reeds openbaar zijn 'bij bijzondere wet'.
Via een omweg is de cirkel weer gesloten zonder dat ik veel
wijzer geworden ben. Een korte verwijzing naar de betref
fende wet en het artikel had de lezer verder kunnen helpen.
Zulke korte verwijzingen naar wetten, besluiten, jurispru
dentie en literatuur haddden de praktische waarde van dit
boek aanzienlijk kunnen verhogen. De auteurs en de uitge
ver zullen mij nu wellicht verwijten dat het dan dikker (en
derhalve duurder) geworden zou zijn.
Dat brengt mij naar mijn laatste en enige negatieve opmer
king over dit boek: de veel te hoge prijs, op een stuiver na
tachtig gulden, die er voor neergeteld moet worden. Het
boek telt 309 genummerde pagina's. Hiervan worden er
122 in beslag genomen door de tekst van Archiefwet en Ar-
chiefbesluit met daaraan toegevoegd de Memorie en Nota
van Toelichting (waarom dan ook niet de Memorie van Ant
woord gepubliceerd?). Dit betekent dat ruim 39 procent
van dit boek gevuld is met openbare informatie welke op
vele plaatsen in Nederland aanwezig is, en waar auteurs en
uitgever geen intellectuele prestatie voor hebben geleverd.
Met het publiceren van alleen de tekst van wet en besluit
was er ruimte ontstaan voor bijvoorbeeld nog eens vijftig
trefwoorden en eventueel wat literatuur- en/of jurispruden
tieverwijzingen. Maar wellicht is er door degene die de prijs
heeft vastgesteld gedacht dat dit boek toch wel door de
'bazen' van de gebruikers betaald wordt. Arme belastingbe
taler!
Sierk Plantinga
J.GM. Sanders eindred., WA., van Ham, J.G.M. Sanders
en J. Vriens red., Noord-Brabant tijdens de Republiek der
1 'erenigdc Nederlanden, 1372-1795. Een institutionele hand
leiding ('s-Hertogenbosdh, 1996) 575pp.: met afbeeldin
gen en kaarten; ISBN 90 6550 532 6
De afgelopen jaren bracht het Rijksarchief in Noord-Bra
bant enkele bronnengidsen uit: een over de 19de eeuw, een
over domeinen, een over defensiearchieven en een voor
genealogen. In deze gidsen worden de belangrijkste archief
bronnen besproken en in hun institutionele context ge
plaatst. Van elke instelling worden geschiedenis, samen
stelling, taken bevoegdheden en ressort besproken. De ge
dachte achter dit concept is dat de archiefgebruiker aan de
hand van deze gegevens te weten kan komen waar in welk
archief hij moet zoeken. De nu verschenen gids heeft de
zelfde opzet, al is de voorgeschiedenis anders. In 1980 pu
bliceerde het Rijksarchief een historische kaart van de pro
vincie Noord-Brabant. De bijbehorende handleiding gaf in
het kort aan hoe de plaatselijke besturen gestructureerd
waren. De kaart werd een veel gevraagd artikel, zodat er
een in kleuren uitgevoerde wandkaart verscheen. Besloten
werd beide concepten te combineren in een nieuwe gids.
De inleiding groeide uit tot een boekwerk, waarin de voor
naamste instellingen die er in de regio werkzaam waren
worden besproken. Na een politiek-historische inleiding
door W.A. van Ham volgen hoofdstukken over achtereen
volgens heerlijkheden en domeinen (door J.G.M. Sanders),
bestuur, rechtspraak en notariaat (door M.A. Van Boven),
belastingen (door F.S.C. Derks en J.G.M. Sanders), defensie
(door M.J.H. Brummans), polders en waterschappen (door
W.A. van Ham) en gemene gronden (door H. Vera).
Een complicatie vormde het feit dat Noord-Brabant geen
oud gewest is. Het ontstond pas in de Bataafs-Franse Tijd
door de samenvoeging van delen van andere gewesten
namelijk Brabant, Holland en een paar heerlijkheden die
merendeels door Duitse vorsten werden geregeerd. Het tot
de Republiek behorende deel van Brabant werd tot 1794
direct bestuurd door de Staten-Generaal in Den Haag en
werd Staats-Brabant genoemd. Maar ook Staats-Brabant
was geen eenheid, omdat het uiteenviel in zes districten met
elk hun eigen hoofdstad. Den Haag waakte ervoor dat deze
districten te veel samen optrokken. Een complicerende fac
tor was verder nog de prins van Oranje. Deze heren bezaten
in westelijk Noord-Brabant een groot, aaneengesloten
gebied waar zij het plaatselijk bestuur, de rechtspraak en
bijna alle heerlijke rechten in handen hadden. De Raad van
State en de Raad van Brabant hadden hier weinig te zeggen.
In de periode 1572-1648 golfde de frontzone van de oorlog
heen en weer over dit gebied, wat het noodzakelijk maakte
ook iets te zeggen over de Spaanse/Brusselse instellingen.
De schrijvers hebben deze problemen op een bevredigende
wijze opgeslost door ieder zijn deel te geven en door syste
matisch de verschillende delen van de regio te bespreken.
Aan ieder hoofdstuk is een apparaat toegevoegd met een
beredeneerde bibliografie en de naam en de vindplaats van
de voornaamste archieven of fondsen.
Op dit beschrijvende gedeelte, meer dan de helft van het
boek, volgt een door J. Vriens samengesteld overzicht van
alle dorpen en steden met gegevens over de structuur van
het bestuur, de rechtspraak, de heren (indien aanwezig) en
de waterschappen die er in dit dorp bestonden. In dit deel
krijgt ieder dorp of stad in beginsel één bladzijde toebe
deeld. Het boek is rijk geïllustreerd met nieuwe, in kleuren
druk uitgevoerde kaarten, terwijl een grote overzichtskaart
van de regio los is toegevoegd. Dat het boek in een behoefte
voorziet blijkt wel uit de goede verkoop ervan.
De gids is bedoeld als een naslagwerk en als zodanig kan
het de toets van de kritiek meestal goed doorstaan. Ten
aanzien van de compositie zou ik willen opmerken dat voor
de generaliteitsorganen een afzonderlijk hoofdstuk gereser
veerd had moeten worden. Zij waren er belangrijk genoeg
voor. In Den Haag werden immers, zeker na 1648, alle be
langrijke beslissingen genomen. Nu worden de Staten-Ge
neraal, de Raad van State en de stadhouder op meerdere
plaatsen aan de orde gesteld, hetgeen tot overlappingen
leidt. Een zwak hoofdstuk is dat over de fiscaliteit. Ik stuitte
hier op te veel fouten. De behandeling van de plaatselijke
belastingen is uiterst mager. Er wordt geen melding ge-
maakt van de professionalisering van het beheer van de lo
kale financiën vanaf de late 17de eeuw. Op de in Breda ge
heven accijnzen wordt diep ingegaan, terwijl die van het
grotere 's-Hertogenbosch, waarover wel degelijk is gepubli
ceerd, buiten beeld blijven. De behandeling van de verschil
lende tarieven van de gemene middelen is warrig.
Inschakeling van deskundigen als meelezer had hier tot een
beter resultaat kunnen leiden. Zeer leesbaar en met veel
gemak geschreven daarentegen is het hoofdstuk over be
stuur en rechtspraak. Bij de bespreking van de Nassause
domeinen had nog wel iets gezegd mogen worden over de
thesaurie die na 1581 in Den Haag gevestigd was. De the
saurier stelde jaarlijks een rekeningen van de 'domeinen-
generaal' op en deze laten goed uitkomen hoe belangrijk
voor de positie van de Oranjes hun West-Brabantse do
meinen waren. Begin 1997 zal een nieuwe inventaris op dit
nog steeds zeer omvangrijke archief verschijnen.
Een groot bezwaar tegen deze gids is echter dat de vlag de
lading niet dekt. De titel doet vermoeden dat in dit kloeke
werk alle of op zijn minst de belangrijkste bronnen worden
behandeld die informatie bevatten over Noord-Brabant ten
tijde van de Republiek. Dat is echter niet het geval. Er
wordt nergens, al was het maar pro memorie, melding ge
maakt van het bestaan van de nog te weinig geraadpleegde
archieven in Simancas en Brussel. Dat op initiatief van de
Kring van Archivarissen in Noord-Brabant al enige jaren
lang zich op het Algemeen Rijksarchief in Brussel bevin
dende bestanden op microfiche worden gezet en dat deze
microfiches bij de meeste archiefdiensten in de regio ter
inzage zijn, wordt niet vermeld. Deze bestanden, zo leerde
mij een paar kleine steekproeven, bevatten een schat aan
gegevens. Anderzijds krijgen de archieven berustend in
gemeente- en streekarchieven bij lange na niet de aandacht
die zij verdienen. Bij insiders is het al lang bekend dat het
fonds notariële archieven een ware goudmijn vormt. De di
versiteit aan akten is groot. Met name de attestaties bevat
ten een wijd scala aan informatie die ook interessant is voor
volkskundigen en economisch historici. De gids heeft er niet
meer dan drie bladzijden voor over. Een merkwaardige
omissie is ook het volledig ontbreken van het veld 'religie'.
Er worden verder geen gegevens verschaft over het nog
aanwezige beeldmateriaal. Nu is dat schaars en wat er (nog)
is, is erg verspreid en daardoor moeilijk te vinden. Dat is
echter juist een reden om er nader op in te gaan. Het lijkt er
eigenlijk op dat de inleiding bij de aloude kaart wel flink is
gegroeid, maar dat men heeft verzuimd om de lijn door te
trekken. Een ondertitel die de beperkingen van het boek
aangeeft had dit euvel goeddeels kunnen verhelpen.
Overigens wil dit niet zeggen dat ik geen waardering heb voor
dit werk, waaraan veel tijd en moeite is besteed. Alle vorsers
die zich bezighouden met Noord-Brabant ten tijde van de Op
stand en de Republiek zal ik, met de boven gesignaleerde be
perkingen, dit werk aanraden als een goede, eerste oriëntatie.
Wel lijkt het mij wenselijk dat nieuwe gidsen die regionaal van
strekking zijn op een andere wijze worden voorbereid dat wil in elk
geval zeggen mét inschakeling van de deskundigen verbonden aan
gemeente- en streekarchieven. Dr. A.C.M. Kappelhof
H. Wilhelm en C. Brower, The Permanence and
Care of Color Photographs: Traditional and Digital
Color Prints, Color Negatives. Slides and Motion
Pictures (Grinnell, Iowa 1993). IX en 744 pagina's
ISBN 0-911515-00-3 <geb.), 0-911515-01-1 (pap.).
Wie bekend is met de problemen bij de bewaring van foto
grafische materialen, weet dat er een overvloed aan litera
tuur is over zwart-wit materialen, op (negatief-) film of glas
en op papier, met inbegrip van de microfilm. Wij zijn als ar
chivarissen bovendien verwend met voorschriften en nor
men ISO en NEN, die mede ertoe geleid hebben dat derge
lijke materialen, mits goed afgewerkt, een houdbaarheid
hebben die die van goed papier benadert. Het enige dat nog
ontbreekt is een goede norm voor de verpakkingsmateria
len, maar daar wordt thans aan gewerkt en wel bij het Cen
traal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van
Kunst en Wetenschap te Amsterdam: Kwaliteitseis nr. 4.
Op het gebied van de kleurenfotografie staat het gehele
vakgebied nog vrijwel in de kinderschoenen, hoewel aan een
beperkt aantal gespecialiseerde vakfotografen en fotores
tauratoren al wel het een en ander bekend was. Maar voor
de doorsnee fotograaf (amateur en vakman) was houdbaar
heid en stabiliteit van kleurenfoto's een onbekend terrein.
Sinds 1970 heb ikzelf kleurenfotografie beoefend (nooit
zelf afgewerkt) en ongeveer vijf jaar geleden begonnen de
eerste naar de normen van die tijd goed afgewerkte foto's
(niet machinaal, in massaproductie, maar deels zelfs met de
hand afgewerkt) een hinderlijke rood tot paarsachtige gloed
te vertonen. Aanvankelijk dacht ik dat dat dan toch aan een
te zuinig gebruik van verse fixeer en spoelwater was te wij
ten. Dat was een voorbarig oordeel. Met het lezen van dit
boek (althans grote gedeelten) steeg mijn woede over de
rotzooi die Agfa, Kodak en hoe ze allemaal heten, ons ja
renlang in de maag gesplitst hebben, en dat terwijl het wel
degelijk mogelijk was om bij gelijke prijs materiaal te le
veren, dat vrijwel even stabiel was als zwart-wit foto's of
kunstdrukwerk. Onthutsend vond ik ook, dat kleurenko
pieermachines in het algemeen stabielere kleuren leveren
dan de tenminste vijf maal zo dure foto's van hetzelfde
formaat.
Niettemin zijn er een paar hoopgevende ontwikkelingen.
Kodak is sinds 1980 als een pot honing door de wespen
belaagd door de auteur van het hier besproken werk; op alle
mogelijke manieren heeft de onderneming geprobeerd hem
monddood te maken en de emoties spatten van het papier
waar de auteur zijn wederwaardigheden weergeeft. Japanse
producten blijken intussen - overigens zonder er reclame
mee te maken - wel stabiel houdbaar te zijn met als uit
schieter Fujicolor afdrukpapier. Van de Europese soorten
scoorde alleen Cibachrome, tegenwoordig Ilfochrome
afdrukpapier (te gebruiken bij diapositieffilm) goed. Veel
moderne negatieffilms, zelfs sommige van Kodak (bijv.
Gold plus 400, 1600) scoren ook goed (maar Vericolor II L
en Agfacolor 1000 professional heel slecht). Qua papier
halen Kodak en Agfa het echter niet bij Fuji en Konica. De
100/1 januari 1997