Twee zielen in een borst
Het erfgoed en de zonde
6
De gemeentearchivaris
Op korte termijn
Nulnummer augustus 1996
7
Staatssecretaris Nuts met de algemene rijksarchivaris Ketelaar. Foto R. Scheers.
zeggen, omdat je nog geen idee hebt hoe
veel dat op den duur gaat kosten. Maar als
het zover komt, dan moet het. Overigens
denk ik, dat gezegd zijnde, dat het niet al
leen een kwestie van geld is. Er moet een
soort mentaliteit zijn, waardoor je automa
tisch je documenten bewaart. Dat is hier nog
helemaal niet zo duidelijk. Dus iedereen zal
bij het aanmaken van zijn informatie al moe
ten nadenken over hoe je dat later moet be
waren. Dus een hele hoop van die kosten
zullen al in de aanmaakkosten verwerkt
moeten worden. Om even een stap opzij te
maken naar de audiovisuele archieven.
Eigenlijk zou je bij het maken van de film al
de kosten moeten incalculeren van het bewa
ren. Er zal dus een heel andere manier van
calculeren nodig zijn om dat te bekijken".
De veranderingen in het archiefwezen han
gen, behalve van de technische versnelling,
volgens Nuis ook af van het feit, dat er heel
ander type bezoeker de studiezalen binnen
zal komen. Dat heeft in de ogen van de be
windsman te maken met de verkorting van
de overbrengingstermijn van vijftig naar
twintig jaar. "Dat betekent dat allerlei pro
blemen die je vroeger niet had thans gaan
spelen. Neem nou eens de privacy van men
sen die nog in leven zijn. Dat kwam vroeger
minder voor, want daar was de termijn te
lang voor, dat overleefde niet iedereen zo
lang. Nu is dat voortdurend aan de orde.
We hebben het met de BVD-stukken ge
had. Je krijgt met asielzoekers waarschijn
lijk ook weer dat soort van onderwerpen.
Milieuvraagstukken is ook zo'n onderwerp.
Een nieuw soort belangstelling van andere
groepen mensen die een beroep op de ar
chieven doen. Op zichzelf een heel interes
sante ontwikkeling, want dat betekent dat
archieven veel meer midden in de samen
leving komen te staan dan vroeger". De be
windsman legt expliciet een verband tussen
het aanbod van archieven en meer en andere
publieke belangstelling ervoor. De laatste
jaren heeft er een felle discussie plaats ge
vonden over het selectiebeleid van de rijks
overheid, die een deel van het aanbod le
vert. Sommige historici en archivarissen
hebben moeite met het uitgangspunt om
slechts de informatie te bewaren, die de re
constructie van de handelingen van de over
heid op hoofdlijnen mogelijk maakt. Deze
discussie is terug te voeren op de aloude en
bekende tegenstelling: de archivaris als ad
ministrateur versus de archivaris als cultuur
bewaarder. Is de overgang van het archief
wezen, samen met andere cultuurafdelingen,
van het ministerie van W.V.C. naar het
ministerie van O.C. en W. een steun in de
rug van degenen die de archivaris vooral zien
als hoeder van het culturele erfgoed?
"Het is niet het soort strijd tussen archiva
rissen en historici, zoals het wel eens lijkt.
Het zijn twee zielen in de borst van die ene
archivaris en die zitten er nou een keer in en
die horen daar ook in te zitten. Die discus
sie zal wel altijd gevoerd blijven worden.
Let je vooral op de administratieve kant, de
overheidskant, of let je meer op allerlei vra
gen die uit de samenleving komen of even
tueel nog kunnen komen? Het is het vak
van de archivaris, om daar te proberen tel
kens weer opnieuw het evenwicht in te be
palen. Er komt meer maatschappelijke vraag
naar de archieven toe, dan betekent, dat je
minder in je zelf gekeerd en puur op de ad
ministratie gericht kunt zijn. Dat is een evo
lutie in het denken die plaats vindt, afgezien
van enigerlei departementale indeling. Die
ontwikkeling zie je gewoon gebeuren. Er
worden van de kant van de bewaarders, zal
ik maar zeggen, soms exorbitante eisen ge
steld. Dat is misschien wel inherent aan het
bestaan, want er zijn mensen die zeggen over
elke snipper die je weggooit, wie weet mis
schien hebben we hem later nog nodig.
Die overgang maakt die nou zo veel verschil
in dat opzicht? Wat ik eigenlijk verwacht is,
dat zou een verschil kunnen maken, dat is de
nieuwe Raad voor Cultuur. Ik heb nu voor
het eerst een raad, die niet is opgedeeld in
een heleboel vakjes, maar waarin 25 mensen
bijelkaar zitten, waaronder iemand uit het
archiefwezen en een heleboel andere mensen
die ook die archivaris kunnen bevragen over
dit soort van zaken. Dat zou heel interessant
kunnen zijn. Ik ben benieuwd hoe dat gaat.
In de adviesaanvraag voor de nieuwe Cul
tuurnota, die ik nu naar de nieuwe Raad
voor Cultuur heb gestuurd, komen een aan
tal nogal gedetailleerde vragen voor over
welke kant het op moet. Ik verwacht dus
een antwoord van de Raad voor Cultuur, en
niet alleen van de archivarissen daarin".
"Het erfgoed is met zo'n, bijna kwadrati
sche, snelheid aan het vermeerderen. Ik be
doel, elk jaar komt er een stapel erfgoed bij,
die groter is dan waar je vroeger 50 jaar
over deed bij wijze van spreken. Dat gaat
steeds sneller, die berg wordt steeds hoger.
Het is al lang niet meer alleen maar papier.
Audiovisuele archieven, al onze monumen
ten, die tenslotte ook in zekere zin archie
ven zijn; we weten veel meer van wat er in
de grond ligt, het bodemarchief. We heb
ben veel meer te bewaren. En we zijn in
Nederland altijd zo geweest, dat als we iets
weggooien, we dat ontzettend zonde vin
den, in twee betekenissen van het woord.
Dat betekent dat je natuurlijk ook meer
kritiek, op de Rijksarchiefdienst in het bij
zonder, hebt gekregen dan vroeger, want
het bewustzijn bij de mensen dat er zo ver
schrikkelijk veel is en dat je dat zou moeten
bewaren, is ook heel reed. En dan krijgt de
archivaris het op zijn kop, want die moet
zorgen dat alles er nog is, wat je na wil
zoeken. Het soort van kritiek dat los is
gekomen, dat ligt in de rede, maar ik heb
het gevoel dat de Rijksarchiefdienst zelf er
zeer wel in geslaagd is om zich van binnen
uit te vernieuwen in de laatste twintig jaar.
Het had ook gekund, dat zo'n archiefdienst
zich als het ware verschanst zou hebben in
de dingen zoals ze er vroeger altijd waren.
Dan zou je echt kunnen zeggen, dan zijn er
kansen gemist. Maar mijn indruk is dat de ar
chiefdienst zich heel wel opengesteld heeft, en
dat in de nieuwe zelfstandige vorm zeker ook
zal blijven doen voor de maatschappelijke
ontwikkelingen. En natuurlijk zullen er altijd
mensen zijn die zeggen, dat het net niet hard
genoeg is gegaan en dat er kansen zijn gemist.
Maar ik denk, als je deze verhoudingen in
aanmerking neemt, dat de Rijksarchiefdienst
best eens een keer een pluim verdient voor de
manier waarop ze op die nieuwe ontwikke
lingen probeert in te spelen".
Rijks- en gemeentelijke archieven zoeken
aansluiting bij de politieke- en maatschap
pelijke ontwikkelingen. Klantgerichtheid,
zakelijk en marktgericht denken en hande
len zijn belangrijke uitgangspunten voor
veel archiefdiensten. Ze bieden hun dien
sten op de markt aan. Hoe ver mogen ar
chiefdiensten hierin gaan? De staatssecreta
ris heeft daarover een klare mening: "Het is
niet zo dat een archief als het ware een win
keltje kan beginnen in van alles. Je kunt
geen paarden gaan fokken, ik noem maar
eens een buitenplaats. Er is soms zo'n idee
van die marktwerking en zo, je doet maar,
als je er maar geld mee kan verdienen. On
dertussen vergeet je waar je eigenlijk voor
moet zorgen, namelijk voor de archieven.
Er zijn drie regels, waar het binnen moet
vallen. Je kunt als je tijdelijk depotruimte
over hebt, deze voor die periode ter beschik
king stellen. Daar kun je geld voor vragen.
Dat is één ding. Met je eigen bedrijf ver
standig omgaan. Wat je weet van archiefbe
heer, kun je aan andere archiefvormers ver
tellen. Het bedrijfsleven - ik noem maar
wat - kun je adviezen geven. Daar kun je
best geld voor vragen. Dat is dan ook weer
binnen dat publiek belang, want tenslotte
zijn dat archieven waarvan het goed is, dat
ze goed geordend zijn. Je blijft nog steeds
binnen je eigen werk. Het archiefonderzoek
en dan natuurlijk, dat doen we nu al, repro-
dukties maken van bescheiden en dat soort
van dingen. Dat zijn de nogal nauw om
schreven terreinen, waar je best eens kunt
kijken of je daar een deel van je onkosten
uit kunt bestrijden. Maar verder moet je
ook niet gaan, want dan ga je je eigen taak
verwaarlozen".
De samenwerking op het gebied van het ge
meentelijk archiefbeheer staat weer volop in
het nieuws. Die samenwerking gaat soms
zeer ver. In december 1995 tekende staats
secretaris Nuis een convenant, waardoor het
Rijksarchief in Utrecht en het Gemeentear
chief in Utrecht als een geïntegreerde dienst
samen gaan. De vraag of dit convenant een
precedent schept, relativeert Nuis door te
verwijzen naar de personele unie in Utrecht
in het verleden en de recente samenwer
king in Groningen. "Ik weet niet of dit nou
een soort patroon wordt, een blauwdruk
waaraan anderen zich moeten conformeren.
Ik denk ook niet, dat dat op die manier ge
beurt. Wat ik wel hoop, is dat de samen
werking doorzet, de continuïteit van de
dienstverlening, want dat is op een gegeven
moment in Utrecht ook gezien. Je komt
dan één deur binnen. Iemand die iets wil
weten, wil niet iets weten, omdat het bij de
gemeente of bij het rijksarchief zit, die wil
het weten omdat hij het wil weten. Dus hoe
meer je de dienstverlening integreert, hoe
beter je haar organiseert, hoe beter ze in
dienst staat van de burger. Er is geweldig
veel te winnen bij een hele goede samen
werking. En als het zich zo voordoet zoals in
Utrecht en ook in Groningen, dat je dat
heel goed zo kunt regelen, dan moet je dat
natuurlijk doen". Nuis gelooft dat de samen
werking tussen rijks- en gemeentearchief ook
iets te maken heeft met de aard van de pro
vincie: "In Brabant, ik noem maar iets, waar
je een aantal grote steden hebt, daar kun je je
wat moeilijker voorstellen hoe dat dan zijn
beslag zou moeten vinden dan in Utrecht of
in Groningen. Dat is ook omvangrijker. Dus
het hoeft niet op die manier".
Rondom Amersfoort hebben enkele buurge
meenten de gemeentearchivaris van deze
stad tot hun archivaris benoemd. De archie
ven worden in de eigen gemeente beheerd.
In de buurgemeenten werkt een archief
ambtenaar onder supervisie van de Amers-
foortse archivaris. Dit model staat naast de
traditionele intergemeentelijke samenwer
king, die gebaseerd is op de Wet Gemeen
schappelijke Regelingen, de streekarchie
ven en -archivariaten. Nuis zegt over beide
vormen van samenwerking: "Er is eigenlijk
niet iets intrinsieks, waarom de ene regeling
beter zou zijn dan de andere. Voor mij is
van belang dat dat overal goed gebeurt. Ik
vind het gelijkwaardige manieren om een
probleem van schaal op te lossen. Niemand
kan beter overzien welke weg in een bepaald
geval dan het beste is dan de gemeente en de
gemeenteraad zelf'. Jarenlang heeft de dis
cussie over de verplichte aanstelling van ge
meentearchivarissen de gemoederen bezig
gehouden. Dit station is na de nieuwe Ar
chiefwet definitief gepasseerd. Nuis betreurt
dat blijkbaar niet: "Ik denk dat het goed is,
dat in ieder geval iedere gemeente - en dat
moet ook - zorgt voor een goed gemeente
archief. Dat hoeft natuurlijk niet altijd een
gemeentearchivaris te zijn, laten we wel we
zen, die alleen voor die gemeente gemeente
archivaris is. We hebben net al een paar ge
vallen genoemd. Zowel in het geval van een
streekarchief heb je wel een gemeentearchi
varis - in elk van de aangesloten gemeenten,
alleen hij is het niet alleen van die gemeen
te -, als in het geval waarin een gemeente
archivaris van een grote gemeente dat tevens
is voor een aantal kleinere gemeenten. Dat
zijn allemaal oplossingen om dat bereiken.
Maar de hoofdzaak is dus niet één persoon die
uitsluitend aanspreekbaar is voor het archief
van die gemeente. Waar het om gaat is, dat
het in elke gemeente op een behoorlijke ma
nier toegaat, en dat betekent eigenlijk onder
toezicht van een archivaris, dat lijkt me eerlijk
gezegd nuttig en noodzakelijk".
De bewindsman relativeert trouwens zijn
bemoeienissen op het terrein van de inter
gemeentelijke archiefsamenwerking
"Overigens heb ik daar met de nieuwe wet
niet eens zo vreselijk veel over te vertellen,
want de provincie houdt daar het toezicht
op. De gemeente is autonoom in zijn beslis
singen".
Op de derde dinsdag in september 1996 zal
de Cultuurnota verschijnen. Sommige ar
chivarissen kijken daar reikhalzend naar uit.
Volgens de staatssecretaris kunnen archiva
rissen deze nota met vertrouwen tegemoet
zien. In de uitgangspuntennotitie, die nu
eenmaal niet sectorsgewijs was opgebouwd,
werd er nog weinig over archieven geregeld.
In de adviesaanvraag aan de Raad voor Cul
tuur staat al veel meer en de Cultuurnota
zelf zal er uitvoerig op in gaan. Het functio
neren van de archieven in het groter geheel
van bibliotheken en andere instellingen zal
ook aan de orde komen. Of het voorspelde
vertrouwen uitkomt, moet nog blijken. Het
is aan de archivarissen om van zich te laten
horen, liefst nog voor de nota uitkomt.