Pro
\vinciale
geschiedenis
op de Drentse hei
door Albert van der Zeijden
Project Historisch Archief Nederlandse Spoorwegen
Instituut voor Nederlandse Geschiedenis op Internet
32
De eerste exemplaren verschenen al begin jaren vijftig. Omvangrijke
boekwerken waarin de geschiedenis van een provincie werd samenge
vat. Op dit moment wordt hard gewerkt aan een nieuwe generatie
handboeken, die tussen nu en het jaar 2000 zullen verschijnen. Deze
omvangrijke projecten werden tegen het licht gehouden op de confe
rentie 'Provinciale geschiedenissen', die op 15 en 16 maart te Orvelte
gehouden werd. De bijeenkomst in Orvelte was georganiseerd door het
Nederlands Centrum voor Volkscultuur, in samenwerking met het Lan
delijk Overleg Regionale Geschiedbeoefening en de Vereniging voor Lo
kale en Regionale Geschiedenis. De samenvattingen van deze lezingen
zijn onlangs verschenen de bundel Provinciale geschiedenissen. De lezin
gen van de conferentie in Orvelte, 15 en 16 maart 1996 (Utrecht 1996).
Een overvloed aan projecten
Regio of provincie
Nulnummer augustus 1996
33
kwart van de vorige eeuw bleef bestaan over de uiteindelijke toe
gang van Amsterdam tot de Noordzee en tenslotte de ligging van de
eventueel te bouwen brug in de nabijheid van het Oostelijk Haven
gebied, waardoor land- en waterverkeer elkaar veel hinder zouden
opleveren. Naast Galman hebben ook andere ontwerpers van brug
gen en tunnels zich geworpen op het vraagstuk der verbinding der
IJ-oevers. Galman, eens spottend, een Nederlandse 'Ferdinand de
Lesseps' genoemd, heeft dit op bijzonder spectaculaire wijze gedaan.
Naast de ontwerpen voor bruggen zullen geschreven documenten,
kaarten, prenten, tekeningen en foto's een beeld schetsen van het
gebied waarin deze plannen gedacht waren en dat door de bouw van
het Centraal Station, voltooid in 1889 zo sterk van karakter zou
veranderen.
Op 21 mei 1996 ondertekenden prof. dr. F.C.J. Ketelaar, de alge
mene rijksarchivaris en ir. T. Regtuijt, lid van de raad van bestuur
van de Nederlandse Spoorwegen een samenwerkingsovereenkomst
tussen de NS en de Rijksarchiefdienst. Hiermee werd het startsein
gegeven om de naar schatting 3,2 strekkende kilometer archief van
de Nederlandse Spoorwegen en haar voorgangers (1830-1980) in
vier jaar tijd bijeen te brengen en te bewerken. Deze klus wordt ge
klaard in het Rijksarchief in Noord-Brabant dat over voldoende de
potruimte en bewerkingsfaciliteiten beschikt. Na afloop van deze
operatie, waarbij ongeveer 12 mensen worden ingezet, zal het ar
chiefvoor blijvende bewaring worden overgebracht naar het Rijks
archief in Utrecht. Het project Historisch Archief NS breng 4 keer
per jaar een nieuwsbrief uit waarin informatie wordt gegeven over de
voortgang van het project. In het eerste nieuwsblad staat de volgen
de oproep: "Veel spoorweggeïnteresseerden zetten zich in voor het
behoud van de kennis over de spoorweggeschiedenis van Nederland.
Een aantal van hen heeft verzamelingen aangelegd en beheert archi
valia. Door hun inspanningen is veel materiaal bewaard gebleven.
Beschikt u over interessant materiaal, dat niet mag ontbreken in ons
project, of weet u waar zich interessant materiaal bevindt? Neemt u
dan contact met ons op (tel 073-6134640) bij voorkeur tussen 9.15
en 13.00 uur".
Sinds 1995 heeft het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis op
Internet in het World Wide Web zijn eigen 'home-page'. Via de
welkomstpagina wordt de gebruiker toegang geboden tot informatie
over het ING (doelstelling; adressen; personeel; jaarverslagen; projec
ten en de fondscatalogus) en tot een aantal onderzoekbestanden. De
ze laatste zijn onderverdeeld in eindbestanden en werkbestanden.
Eindbestanden bevatten resultaten van afgesloten onderzoek die uit
sluitend in elektronische vorm worden gepubliceerd alsmede elek
tronische versies van ook in boekvorm verschenen publikaties. Een
voorbeeld is de uitgave in 1995 door J.Th. Lindblad van Dutch
entries in the pound-toll registers of Elbing 1585-1700. Deze tolge-
gevens zijn, voorzien van een inleiding, in transcriptie en verder sa
mengevat in enkele tabellen en grafieken in boekvorm verschenen.
De twee opgebouwde databestanden bevatten gegevens over de
scheepvaart en over de verscheepte goederen tussen de Republiek en
deze havenstad in de Oostzee. Zij zijn via Internet beschikbaar en zo
vrij voor raadpleging en hergebruik door andere onderzoekers.
Werkbestanden bieden informatie 'in opbouw' die in een voorlopige
versie versneld openbaar is. Zo kan een cumulatieve personenindex -
met literatuurverwijzingen - worden opgehaald met de ruim 10.000
personen die in de tot nu toe verschenen delen van de uitgave van
De briefwisseling van Anthonie Heinsius 1702-1720 voorkomen.
Per verschenen deel wordt het werkbestand aangevuld. Ook zijn de
afgehandelde biografieën openbaar die ca. het jaar 2000 in deel 5
van het Biografisch Woordenboek van Nederland zullen worden ge
publiceerd. Dit bestand telt nu ongeveer 40 beschrijvingen van de
levens van vooral 20e-eeuwse personen; een getal dat snel zal toene
men. Het 'elektronisch publiceren' maakt het relatief eenvoudig illu
straties aan teksten toe te voegen. Speciaal voor de presentatie op
beeldscherm zijn daarom bij de biografieën portretten van de be
schreven personen afgebeeld.
Inmiddels staan verschillende andere elektronische publikaties op
stapel. In samenwerking met PICA wordt een elektronische raad
pleging voorbereid op de jaardelen 1940 tot heden van het Reperto
rium van boeken en tijdschriftartikelen betreffende de geschiedenis
van Nederland. Op een termijn van twee jaar zal de bibliografische
informatie over de Nederlandse geschiedenis vanaf 1940 on line ge
raadpleegd kunnen worden. De toegankelijkheid van de bibliografie
wordt verbeterd ten opzichte van de huidige gedrukte versie; zo wor
den vanaf 1996 trefwoorden toegekend. Het Repertorium zal niet
meer in gedrukte vorm verschijnen. Verder is een databank in voor
bereiding met gegevens over verzoeken om informatie (bijvoorbeeld
enquêtes) die de Bataafs-Franse overheid tussen 1795 en 1813 is ge
start. De reconstructie van deze informatieprocessen geeft de gebrui
ker inzicht in tot dusver slecht bekend materiaal van kwantitatieve en
kwalitatieve aard. Het project - dat in samenwerking tussen het ING
en de Katholieke Universiteit Nijmegen wordt uitgevoerd - is eind
1992 gestart. Een voorlopige lijst van informatieprocessen is via In
ternet raadpleegbaar. Adres http:\\www.konbib.nl\ing
Bedden van Bedrijvigheid
Schiedams industrieel verleden in de Korenbeurs
14 -15 september 1996
archief
zijn de motieven ongeveer hetzelfde: Bra
bant wil zich een plaatsje op de landkaart
verwerven.
Begin maart, een kleine week voor het Or-
veltse congres, verscheen het eerste deel van
de Brabantse provinciegeschiedenis. Nog dit
jaar zal een tweede deel volgen, het afslui
tende derde deel verschijnt begin volgend
jaar. Het prestigieuze project wordt voor
een belangrijk deel gefinancierd door de
provincie Noord-Brabant. Dit voormalig
wingewest van de Republiek viert dit jaar
zijn tweehonderd jarig bestaan.
Ook in andere provincies wordt gewerkt aan
een samenvattende provinciegeschiedenis:
Utrecht, Friesland, Limburg en Gelderland
zijn de bekendste voorbeelden die binnen
afzienbare tijd zullen worden afgerond. Op
talrijke niveaus zijn diverse organisaties en
personen gemobiliseerd. Dat varieert van de
provinciale overheden, die meestal voor de
kosten opdraaien, tot en met de uitgevers
van de boeken.
Op het congres te Orvelte werden de ver
schillende projecten met elkaar vergeleken,
door sprekers van diverse herkomst: histo
rici, provinciale ambtenaren, uitgevers, jour-
PROVINCIALE GESCHIEDENISSEN
D*" WinRpn van da oonlerenüe in Orwdus.
15 en IS maart 19%
Omslag van het verschenen bundel
Provinciale geschiedenissen
nalisten en - last-but-not-least - archivaris
sen. Niet alleen inhoudelijke kwesties
werden behandeld; ook vragen van meer
praktische aard kwamen aan bod.
De ambities zijn meestal hoog. De provin
cies willen goede sier maken met prachtig
uitgevoerde en rijk geïllustreerde koffietafel
boeken. De circa 1 miljoen gulden die de
overheid voor het Brabantse project op tafel
legde, is ongeveer hetzelfde bedrag als
waarmee de provincie zich tweehonderd jaar
geleden zelfstandigheid verwierf. En weer
Tijdens het congres stelde de Groningse
hoogleraar P. Kooij dat de provincie teveel
een politieke constructie is om te kunnen
dienen als kader voor geschiedschrijving.
Ongewild illustreerde de eindredacteur van
de Friese geschiedenis dit probleem toen
deze op het congres sprak over de discussies
binnen zijn redactie over wat nu eigenlijk
bij de Friese geschiedenis hoort. Hoort het
(huidige Noord-Hollandse) West-Friesland
erbij? En hoe zit het dan met het Duitse
Ost-Friesland? De grenzen van nu hebben
niet altijd zo gelopen. Uiteindelijk hebben
de Friezen besloten zich te conformeren aan
de huidige provinciegrens. Maar doe je dan
de geschiedenis voldoende recht?
Kooij illustreerde zijn stelling met het voor
beeld Groningen. 'Groningen bestaat niet',
sprak hij provocerend. In economisch op
zicht vertoont de provincie geen enkele
samenhang. De afzonderlijke regio's, te on
derscheiden in klei, veen en zand, zijn nau
welijks onder te brengen in een samenhan
gend verhaal. In de provinciegeschiedenis
van Formsma, die in 1976 verscheen, is dat
dan ook niet gelukt. In deze geschiedschrij
ving ligt door de tijd heen het focus steeds
in een ander deel van de provincie. Er is
nooit sprake van een integrale geschiedenis
die de hele provincie bestrijkt. Kooijs alter
natief was een integrale geschiedenis van de
afzonderlijke regio's. In het omvangrijke
project 'Integrale geschiedenis', geënta
meerd door de universiteiten van Gronin
gen en Utrecht, wordt bijvoorbeeld het
noordelijke (protestantse) kleigebied verge
leken met de Brabantse Meierij (zand en
katholiek). Hier gaat het wel om reële his
torische grootheden en niet om fictieve po
litieke constructies. Het project Integrale
geschiedenis heeft al verschillende interes
sante dissertaties voortgebracht. Deze spe
cialistische monografieën zijn echter zo
heterogeen en divers van onderwerp en be
naderingswijze dat het nog niet mee zal
vallen hier een samenvattende integrale ge
schiedenis uit te distilleren. Wat dat betreft
hebben de provincialen een voorsprong ge
nomen: hun boeken zijn reeds verschenen of
zullen binnen korte tijd op de markt ko
men. Er valt blijkbaar best te werken met
die provinciegrenzen.
De eindredacteur van de Utrechtse geschie-